Clicks, scrolldiepte en engagement: het zijn allemaal termen die in de journalistiek worden gebruikt. Er zou volgens Tomas Ooms, onderzoeker en journalistiek docent uit België, wel meer over gecommuniceerd moeten worden. Samen met zijn collega’s heeft hij een spel ontwikkeld voor onder andere studenten journalistiek om het gesprek over dit soort data te starten en om meer begrip te creëren.
Openheid maar weinig actie
Audience Metrics gaan over de data die het gedrag van de gebruikers meten. Er wordt dus bijgehouden hoeveel er wordt geklikt, hoe lang iemand bij een artikel blijft hangen en tot waar de gebruiker scrollt. Op veel nieuwsredacties zijn deze data onvoldoende bekend en dat was ook de aanleiding voor Ooms om een onderzoeksproject te starten op de Arteveldehogeschool in Gent.
Vooral jonge journalisten zijn meegenomen in het onderzoek en Ooms merkt dat deze groep bereid is om de data te gebruiken om bijvoorbeeld het publiek beter te bereiken. Bereidheid leidt echter nog niet direct tot actie: “Ik herinner mij één van de jongere journalisten die wij hebben gesproken, die zei: ‘ik vind het leuk en heel interessant dat wij al die data hebben, maar ik mis soms wel de uitleg wat ik ermee kan doen om mijn werk echt te gaan verbeteren’.”
Dat is volgens Ooms zonde, want deze data kunnen heel handig zijn om bijvoorbeeld het DNA van een medium beter te leren kennen. “Data kunnen interessant zijn om te leren over de identiteit van het publiek en wat er goed werkt voor bijvoorbeeld een krant. Zo kun je de krant toch een beetje meer eigen maken en misschien op die manier ook een weg vinden op de redactie.”
“Communicatie is belangrijk”
En daarom is volgens de onderzoeker en docent communicatie heel belangrijk. Hij merkt dat er, zowel bij jonge als oude journalisten, nog veel vragen zijn over hoe die data ingezet kunnen worden. “En dat gaat dan soms over heel simpele dingen als: ‘Moet ik hier rekening mee houden als ik een pitch wil doen of als ik een onderwerp ga zoeken?'”
Volgens hem is het daarom goed om als jonge journalist vragen te stellen over in hoeverre je rekening moet houden met de data. “Sommige journalisten merkten bijvoorbeeld op dat ze niet in een top 10-lijstje van best gelezen artikelen stonden en vroegen zich af of een redactiechef dat van hen verwachtte. Moeten ze daarin staan of niet? Dat kan voor prestatiedruk zorgen”, legt de onderzoeker uit. “Hoe minder nuttig zulke data lijken, hoe minder duidelijk de data overkomen en hoe sneller de data genegeerd gaan worden.”
Het spel
Om het gesprek in de (opleidingen) journalistiek op gang te brengen, hebben Ooms en zijn collega’s een spel ontwikkeld. Dit spel bestaat uit kaarten met stellingen die gaan over audience metrics. Een voorbeeld: ‘Één van je journalisten presteert ondermaats, althans dat blijkt uit de audience metrics van diens artikelen. Breng je, als hoofdredacteur, dit ter sprake tijdens het evaluatiegesprek?’ Na verschillende debatten over zulke stellingen krijgen de spelers een karakter toegewezen. Mogelijke uitkomsten zijn de pionier, de geheelonthouder, de behoudsgezinde, de verzetsstrijder of de enthousiasteling.
“We hebben gemerkt dat studenten journalistiek dit een toffe manier vinden om met een ietwat saai onderwerp zoals data aan de slag te gaan. En ook dat studenten, zodra ze beseffen dat dit soort data er zijn en echt worden gebruikt, heel graag hun mening hierover willen delen en dat ze daar soms heel ongezouten in zijn”, vertelt Ooms over de eerste reacties.
Momenteel wordt het spel geïntroduceerd op scholen en universiteiten in België, maar ook in Nederland. Onder andere op de Rijksuniversiteit in Groningen en op de Universiteit van Amsterdam gaat het spel gespeeld worden. “Het is een manier om, op een offline manier, iets wat zich online afspeelt bespreekbaar en zichtbaar te maken”, sluit Ooms af.
Lees het rapport hier.