Iedereen kent wel iemand die kan jongleren. Drie ballen die in de lucht worden gegooid en vervolgens weer worden opgevangen. Of je dat lukt of niet, maakt voor dit artikel niet uit. Ik ga je vertellen over de geschiedenis van deze coole vaardigheid en ik leg in stappen uit hoe het moet.
Geschiedenis
De oudste afbeeldingen waar jongleren in voorkomt, stammen uit het oude Egypte. Uit reisverslagen van ontdekkingsreizigers blijkt verder dat mensen al vroeg jongleerden met fruit, noten en ballen. Dat gebeurde in Afrika, Azië, Amerika en Australië en dan met name in landen als China, Griekenland, het Byzantijnse Rijk en het Romeinse Rijk. Het jongleren werd vooral uitgevoerd door rondreizende artiesten. Die vertelden verhalen, zongen en dansten voor vermaak. Er werd ook gejongleerd door sjamanen en priesters om de toekomst te voorspellen of gevaren af te wenden.
In de 19e eeuw werd een nieuwe generatie jongleurs geïntroduceerd. De ‘gentleman jugglers’ zorgden voor vermaak in restaurants en theaters door te jongleren met vreemde objecten. Zo had je uiteindelijk Paul Cinquevalli, die met paraplu’s, borden en glazen jongleerde. Hij werd superpopulair en zijn trucs werden op tv en film getoond.
Voordelen
Omdat jongleren veel concentratie vereist, zou het kunnen dat jouw stress hierdoor vermindert. Je maakt je hoofd leeg en je moet letten op je ritme en je ogen op de ballen houden. Het is ook handig om te doen wanneer je je verveelt of als je pauzeert.
Het enige wat je nodig hebt zijn drie ballen. Ze zijn makkelijk mee te nemen en nemen weinig plek in beslag. Om te leren jongleren heb je wel veel doorzettingsvermogen nodig. Niet alles is meteen mogelijk na je eerste poging. Het is normaal om te ‘falen’ en wees er ook niet bang voor. Uiteindelijk zal het je lukken.
Jongleren vereist geduld en het is goed voor je lichaamshouding. Om te jongleren moet je staan en je rug recht houden. Dus als je op werk of school te lang (op je mobiel) hebt gezeten, kun je de jongleerballen tevoorschijn halen en aan je houding werken.
Jongleren: zo doe je het
Stap 1: Hou één bal in de rechterhand en gooi hem in de andere. Hou je armen langs je lichaam en gooi de bal op ooghoogte. Je kunt erbij zeggen ‘Gooi’ en ‘vang’.
Stap 2: Hou nu twee ballen vast, één bal in elke hand. Je herhaalt stap 1, maar je gooit de bal in jouw linkerhand weg voordat de andere bal wordt opgevangen. Het maakt niet uit waar je het heen gooit. Je kan zeggen; ‘gooi’, ‘gooi’ en ‘vang’.
Stap 3: Je herhaalt stap 2, maar gooit de bal in jouw linkerhand nu naar jouw rechterhand, in plaats van het zomaar weg te gooien. Om te voorkomen dat de ballen tegen elkaar op botsen, gooi je de ballen vanuit het midden van jouw lichaam en vang je ze op langs je lichaam. Je kan zeggen; ‘gooi’, ‘gooi’, ‘vang’ en ‘vang’.
Stap 4: Neem twee ballen in de rechterhand en één in de linkerhand. Herhaal stap 3, maar gooi de derde bal niet weg, zodat je eraan kan wennen.
Stap 5: Herhaal stap 4, maar gooi de derde bal ergens anders heen voordat een andere bal erbij komt. Je kan weer zeggen; ‘gooi’, ‘gooi’, ‘vang’, ‘gooi’ en ‘vang’.
Stap 6: Nu mag je de derde bal naar de andere hand gooien. Dit zal natuurlijk even wennen zijn. Blijf dit herhalen, zodat je uiteindelijk kan zeggen; ‘gooi’, ‘gooi’, ‘gooi’, ‘gooi’ etc.
Als deze stappen zijn gelukt, kun je jongleren! Voortaan hoef je je niet te vervelen. Pak gewoon drie ballen (of drie stuks fruit of wat dan ook) en volg deze stappen. Veel succes!